Remco Campert - een pluizig beestje

Download Een pluizig beestje van Remco Campert


Een pluizig beestje

 
Midden in de nacht word ik wakker. Maar waar? Is dit mijn bed? Wat is ermee gebeurd? Het is veel zachter dan anders. Zo zacht wil ik het altijd wel hebben.  En het  donker is ook van andere  kwaliteit. Het is zwarter en fluweliger. Heb ik in een vlaag van waanzin andere gordijnen opgehangen? En waarom hoor ik de stad niet zoemen?
 
Nu weet ik het weer: ik logeer.
 
En dat terwijl ik nog wel had gezworen nooit meer te logeren. Zeker niet bij mensen die ik niet of nauwelijks ken. Maar er zat niet veel anders op gisteravond. De voorzitter van de plaatselijke culturele vereniging, waarvoor ik optrad, en  zijn vrouw hadden  hun  gastvrijheid  dwingend aangeboden. Natuurlijk had ik ruw nee kunnen zeggen, maar omdat ik niet rijd, zou ik dan tweeëndertig  kilometer hebben moeten lopen naar het dichtstbijzijnde hotel.
 
Ik heb me, geloof ik, wel aardig geweerd gisteravond. De voorzitter sprak na afloop althans zijn tevredenheid uit. Van de veertig leden waren er dertig komen opdagen. Sommigen had de voorzitter weliswaar eigenhandig van voor hun televisietoestel weg moeten sleuren, maar ze wáren er dan toch maar.
 
Ook tijdens het gezellige samenzijn met wat intimi van de voorzitter, dat volgde op mijn optreden, heb ik me niet van mijn slechtste kant laten zien. Zelfs het drinken van de goedkope wijn, die welgestelden vaak schenken als er een kunstenaar op bezoek is, bracht me niet uit mijn evenwicht. Op pogingen van de plaatselijke correspondent van het streekblad om me te verlokken bezwadderende uitspraken  te doen over schrijvende collega’s ben ik niet ingegaan. Integendeel: ik heb ze het graf in geprezen.
 
Ik slaap, beter gezegd: ik ben wakker geworden in de kamer van de dochter des huizes die in de stad studeert. Men heeft haar node laten gaan, bleek gisterenavond.  Want de stad,  nietwaar ...  Of  valt het  mee? Het ochtendblad  dat ze lezen, wil wel eens nogal sensationeel  uit de hoek komen.
 
Ik zie mijn kans schoon en kijk bedenkelijk.
 
‘Nou, als ik eerlijk mag zijn, vind ik de berichtgeving aan de rustige kant,’ zeg ik. ‘De echte erge dingen komen niet in de krant. Politiek, weet u.’
 
Maar de dochter woont met twee vriendinnen op kamers in een rustige buurt, melden de bezorgde ouders.
 
‘Een rustige buurt? Ik wist niet dat die er nog waren. Voor mij is dat in elk geval nieuws.’
 
De ouders worden nu erg onrustig. Ze durven het nauwelijks te vragen, ze weten hoe druk ik het heb, maar zou ik eens langs hun dochter willen gaan, gewoon om te zien hoe ze woont en of de buurt inderdaad zo rustig is als zij heeft gezegd.
‘Als ik tijd heb,’ beloof ik. Natuurlijk, natuurlijk, alleen als ik tijd heb. Ik slaap in en droom van vormen, die ik me niet meer herinner als ik weer wakker word van onmiskenbare voorbereiding-tot-ontbijt-geluiden. Ik zie de witte boterhammen voor me en de ontbijtkoek en de kaasstolp en het merkje dat uit de theepot hangt, en huiver. Deze dag is nu al op het verkeerde been. Ik stap uit het bed en betast een pluizig beestje dat op de vensterbank staat.
 
Het beste is om, als ik het centraal station uitkom, maar meteen naar die dochter te gaan. Eerst iets met haar drinken in het café, dan een hapje eten en daarna maar zien te bereiken dat van het een het ander komt.
 
Gemeen, hè?