In deze training staan grammaticaregels voor beginnende NT2-leerders tot niveau A2 centraal. Welke regels leg je wanneer uit? En hoe doe je dat? Waarom zeg je wel 'een kleine hond' maar niet 'een kleine huis'? Wat antwoordt u op de vraag waarom het 'lepels' is en niet 'lepelen'? U weet zelf wat goed en fout is, maar hoe de regel precies gaat, weet u niet altijd. De vragen die cursisten stellen zijn dan soms lastig!
En als u de regel hebt uitgelegd, hoe oefent u ermee en hoeveel tijd besteedt u eraan? Wat doet u als cursisten fouten blijven maken, ook al heeft u de regel goed uitgelegd? Met dit soort vragen gaan we aan de slag.
Wat kunt u verwachten?
Na de training:
- kent u drie belangrijke basisprincipes in het NT2-onderwijs
- kunt u deze toepassen in uw grammaticaonderwijs
- kunt u de uitleg van grammaticaregels afstemmen op uw cursisten
- weet u wanneer u welke grammaticaregel behandelt
- herkent u het doel en de opbouw van grammaticaoefeningen
- weet u welke voorbereiding u nodig hebt om grammatica te behandelen
- kunt u op verschillende manieren feedback geven
BVNT2-competentieprofiel
Deze training linkt aan enkele competenties van het BVNT2-competentieprofiel:
A2 en A4
Voor wie?
De training richt zich vooral op beginnende docenten die lesgeven aan cursisten tot niveau A2.