Gratis bezorgd binnen NL vanaf € 20,-
Meest complete NT2-assortiment
Wereldwijde verzending
Grammaticalessen: voor wie?

Grammaticalessen: voor wie?

En wat heeft zin en wat niet?

Als beginnend NT2 docent kregen we, zoals dat de meesten gebeurt, de onvermijdelijke vraag: Wanneer is het mooi, en wanneer is het mooie? In geen van onze studies (Nederlands, Algemene Taalwetenschap, Logopedie) kwam dit onderwerp ooit ter sprake.

Dat was ook niet nodig, want zelfs een Nederlandse kleuter maakt hier geen fouten mee. Je leert het helemaal vanzelf aan. Een wonder, want het is een lastige tweetrapsregel: als het zelfstandig naamwoord als lidwoord het heeft, en als het dan onbepaald gebruikt wordt, is het zonder -e: een groot huis, anders is het grote: een grote auto. Een kleuter leert dat zonder moeite aan, die heeft een aangeboren taalleervermogen.

Wat een verschil als je ouder dan 18 bent en een taal wilt leren, hoe moeizaam gaat het en hoe lang duurt het niet voor het gebruiken van de grammatica een beetje goed gaat. Geen wonder dat de discussie over grammaticalessen voortduurt, en dat de meningen verdeeld zijn: op welk moment en voor wie is les over grammatica zinvol? En wat heeft zin en wat niet?.

Vreemd genoeg is dit veel meer het geval bij grammatica dan bijvoorbeeld bij het aanleren van de uitspraak: niemand denkt dat het zinvol is het Nederlandse klemtoonsysteem uit te leggen. Oefenen, jazeker, maar de theorie uitleggen, voor zover die al bekend is aan de docent, dat wordt niet als zinvol gezien.

Geen wonder dat de discussie over grammatica voortduurt

Effectief grammaticaonderwijs

We moeten de bovenstaande vragen: wat, op welk moment, welke regels, hoeveel en voor wie eerst, beantwoorden om grammaticaonderwijs effectief te laten zijn.

 

Wat is het leerdoel van de taalleerder, en helpt kennis van de grammatica daarbij? Dit hangt samen met de vraag hoeveel iemand gaat schrijven en op welk niveau. Kort samengevat heeft dit zin bij iedereen die een studie of opleiding wil gaan volgen en daartoe Staatsexamen II wil doen, op professioneel niveau werkt of werk zoekt.

 

Op welk moment heeft grammaticales zin? In ieder geval niet bij beginners, omdat het een te abstract onderwerp is om over te praten en ook nog niet toegepast kan worden door beginners. Praten over eigenschappen van taal is metalinguïstiek, en dat is niet makkelijk.

 

Het opleidingsniveau speelt een grote rol. Als mensen in hun eigen taal geen inzicht hebben verworven in de grammaticale structuur van de taal, zal dat in het Nederlands heel moeilijk worden. Zoals de cursist, die toen ik de regels van het werkwoord illustreerde met als voorbeeld het werkwoord lopen na een poosje zei: Wat is er toch met dat lopen? Je hebt het er altijd over. Dat was een eye-opener voor me, ik merkte dat dit soort abstracte uitleg voor deze cursisten geen enkele zin heeft.

 

Wat is de aard van de grammaticale regel? Heeft die alleen betrekking op de vorm, of geeft hij ook betekenis? Denk aan het meervoud of de trappen van vergelijking, die geven betekenis. Of de persoonlijke voornaamwoorden. Als je die niet goed kunt maken heb je een probleem. Het verschil tussen de en het, daarentegen, of daarvan afgeleide woorden, die/dat, groot/grote, zijn niet van belang voor de betekenis van een zin.

 

Welke regels hebben zin? Sommige regels zijn ongelofelijk complex, denk bijvoorbeeld aan het verschil tussen te en om te, de verkleinwoorden en de woordvolgorde in de zin. In het algemeen kunnen we regels die tien of meer zinnen nodig hebben om uit te leggen beter niet uitleggen. Het heeft meer zin om ze in de vorm van voorbeeldzinnen aan te bieden.

 

De kans dat iemand de vijf functies van het woord er goed gaat gebruiken na uitleg is heel klein. Het is veel zinvoller om vijf voorbeeldzinnen met er met grote letters op een A4-tje te zetten. 

Bijvoorbeeld:

              Er is iemand aan de deur.        (voorlopig subject)

              De bus staat er al.                    (plaatsaanduiding)
              Ik heb ervan gehoord.              (combinatie met prepositie)
              Ik heb er vier.                            (combinatie met telwoord)
              Er wordt gebeld.                        (subject van passieve zin)

 

 

Door elke keer te verwijzen naar een van deze voorbeelden, die liefst in het leslokaal en thuis aan de muur hangen, worden de functies van er ingeslepen. Dat werkt goed. Hetzelfde geldt voor groot/grote. 

Bijvoorbeeld:

                 Het grote huis        een groot huis         grote huizen
                 De grote auto         een grote auto        grote auto’s  

Tenslotte is een groot deel van de grammaticale verschijnselen helemaal niet beregeld. Het is niet mogelijk om regels te geven voor sterke en zwakke werkwoorden, voor scheidbare of niet scheidbare werkwoorden, voor vaste voorzetselcombinaties. Deze verschijnselen kunnen dus uitsluitend aangeleerd worden door ze uit het hoofd te leren, zoals woordenschat. Dat is niet makkelijk, maar het kan wel.

 

Nu de scholingstijd van NT2 zo onder druk staat als vandaag de dag, is het belangrijk om geen kostbare onderwijstijd te verspillen aan zinloos grammatica onderwijs. Als we het bovenstaande bekijken, volgt daaruit dat het behandelen van regels alleen zin heeft bij gevorderde, minimaal middelbaar opgeleide leerders die in hun studie of beroep schriftelijke verslagen of rapporten moeten produceren. Dat betekent dat er voor alle anderen, en dat is een grote groep, tijd vrijkomt voor andere zaken. Woordenschat bijvoorbeeld, dat moet voor iedereen toch altijd de eerste prioriteit zijn.