العودة إلى النظرة الشاملة NT2 docent: 5 interessante taalfeitjes die je moet weten. Letters op witte achtergrond

Dit wil je weten: 5 interessante feitjes over taal

Als NT2-docent beschik je over veel kennis van het onderwijzen van taal. En maar goed ook, want die kennis is het belangrijkste in het tweedetaalonderwijs. Maar wist je dat taalverwerving al begint in de baarmoeder? Of dat leenwoorden nooit ruilwoorden zijn? In dit artikel delen we graag 5 interessante taalfeitjes uit de taalkunde.

1. Taalverwerving begint al in de baarmoeder

Al in de baarmoeder kan het kind de intonatie, melodie en het ritme van de taal horen via het lichaam van de moeder. En al snel na de geboorte kan de baby al intonatiepatronen van de moedertaal onderscheiden.

 

Knap hè? Maar het wordt nog beter. Wanneer het kind ongeveer 4 maanden oud is, volgt het brabbelen. In dit gebrabbel is de intonatie van de moedertaal te herkennen. Het gevolg hiervan is dat een Franse baby anders brabbelt dan een Nederlandse baby. Wie dus denkt dat baby’s zomaar wat brabbelen heeft het mis. Ze zijn al bezig met taalverwerving!

 

2 Het persoonlijk voornaamwoord hen is pas later bedacht

In een poging het Nederlands meer naamvallen te geven, is in de zeventiende eeuw bedacht naast hun en hem ook hen en hum te gebruiken. Het zal bekend zijn dat hum nooit is aangeslagen, maar hen is wel blijven hangen. Hen geeft wel tot op de dag van vandaag problemen: waarom is het Ik geef hun een cadeau maar Ik geef een cadeau aan hen?

 

En officieel is het Ik begroette hen, maar in de spreektaal hoor je vaak genoeg Ik begroette hun. Het verschil tussen hen en hun levert nogal wat problemen op. En dat is logisch: hen zit niet in ons natuurlijk taalsysteem, maar is daar kunstmatig aan toegevoegd.

 

3. Ons mentale lexicon is een ingewikkeld web aan woorden

Iemands mentale lexicon bestaat uit opgeslagen woorden en vaste combinaties. Kennis over de betekenis, klank en vorm van woorden is opgeslagen in het mentale lexicon. Iedereen beschikt dus over een eigen woordenboekje waarin we woorden (onbewust) opzoeken.

 

Vergissingen in gesproken taal wijzen erop dat het mentale lexicon zo georganiseerd is dat woorden die een verwante betekenis hebben gegroepeerd zijn. Dus appel, banaan, kiwi en andere fruitsoorten zijn naast elkaar opgeslagen. Bij versprekingen wordt duidelijk dat woorden met dezelfde klank ook bij elkaar gegroepeerd zijn. Ons mentale lexicon vormt dus een ingewikkeld web van woorden.

 

4. Ontlenen is eenrichtingsverkeer

Bij ontlenen worden woorden uit de ene taal overgenomen uit een andere taal. Zo ontstaan leenwoorden. Maar wist je dat woorden uit een taal met meer prestige worden overgenomen door talen met minder prestige? Ontlenen is dus eenrichtingsverkeer.

 

Vanaf de Franse tijd (1795) tot in de twintigste eeuw was het Frans, de taal van de elite, van grote invloed op het Nederlands. Franse leenwoorden zoals garage, bureau en portemonnee komen uit deze tijd.

 

In het begin van de twintigste eeuw kreeg het Duits veel invloed op het Nederlands. Woorden als uitproberen, meerdere, steenrijk en autobaan namen we over. Na de Tweede Wereldoorlog werd het Engels de taal waar we veel leenwoorden uit haalden. Eerst vooral voor digitale termen, maar dat breidt zich nu steeds meer uit.

 

Maar het Nederlands wordt niet alleen beïnvloed, het beïnvloedt ook. In de Gouden Eeuw waren de Hollanders beroemd en berucht op zee. In deze tijd namen de Engelsen veel zeevaarttermen over: aloof van aan loef(zijde), dollar van daalder, skipper van schipper en starboard van stuurboord. In de geschiedenis van leenwoorden zie je zo de wisselende machtsposities gedurende verschillende perioden.

 

5. De spelling van de c en de k zijn onvoorspelbaar

Dat de spelling van het Nederlands niet echt voorspelbaar is, weten we. Waarom stront met een t en strand met een d? De c en k zijn evenals onvoorspelbaar. In een gemengd Nederlands-Vlaamse spellingcommissie is ooit afgesproken dat soms een c en soms een k  moet worden geschreven. De Vlaamse hoogleraren wilden graag overal de k, zo leek het minder op het Frans. De Nederlandse hoogleraren wilden de c, dat was historischer. Er werd beslist per stemming en dit resulteerde in onvoorspelbaarheid in spelling van de c en de k.

 

Meer lezen?

Deze interessante taalfeitjes komen uit het NT2 Cahier Taalkit voor docenten: Alles wat een NT2-docent wil weten over taal door Margreet Verboog. Hierin bespreekt zij diverse aspecten van taal die voor NT2-docenten van belang kunnen zijn bij het geven van hun taallessen. In tien hoofdstukken beschrijft de auteur de eerste- en tweedetaalverwerving, de functie, inhoud en vorm van taal, taalvariatie en taalverandering.